Wie Beijum zegt, zegt buurtschap. Een gehucht met maar enkele boerenfamilies, aan wie de oorlog niet voorbij is gegaan. Een gebied dat lang achtergebleven is en pas in de tweede helft van de 20e eeuw moderne voorzieningen krijgt. En dat dan steeds nauwer betrokken raakt bij ‘Stad’.
Dit is het verhaal van een kleine buurtschap op weg naar een nieuw bestaan als stadswijk van Groningen.
De Tweede Wereldoorlog in Beijum
In mei 1940 valt de Duitse Wehrmacht Nederland binnen en een paar dagen later is Nederland een bezet land. De Beijumers merken de eerste jaren echter nauwelijks iets van de bezetting. De Duitsers laten zich hier niet zien en ook hun handlangers van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) komen niet in deze uithoek van de gemeente Bedum.
Hoewel de NSB in Zuidwolde en Noorderhoogebrug vooral bij de tuinders en boeskoolboeren relatief veel aanhangers heeft, is dat in het gereformeerde Beijum niet het geval. Toch merken de Beijumse boeren wel dat er iets is veranderd. Zo moeten zij op bevel van hogerhand hun grasland omzetten in bouwland, want de productie van akkerbouwproducten moet worden opgevoerd. Ook vorderen de Duitsers bij elke boer jaarlijks een varken. De slager van Zuidwolde, die in de herfst bij de boeren langs komt, slacht dan één varken voor de bezetter en één ‘swart swien’ voor de boeren zelf. Er wordt gesproken van een swart swien omdat het een illegale activiteit betreft, een activiteit die door de Duitsers is verboden. Ook de boeskoolboeren krijgen te maken met vorderingen door de Duitse bezettingsmacht.
Onderduikers
Tegen het eind van de oorlog is de sfeer grimmiger, zeker nadat de geallieerde troepen in juni 1944 zijn geland in Frankrijk.
Mensen moeten onderduiken en een aantal van hen komt terecht op de boerderijen van onder meer De Vries en Zomerman. Bij De Vries zitten ook evacués uit delen van het land waar gevochten wordt. Zomerman heeft vanaf 1943 een aantal jongens die niet in Duitsland willen werken. Om toch het kerstfeest van 1944 bij te wonen sluipen deze jongens in het holst van de nacht naar de gereformeerde kerk in Zuidwolde. Daar verstoppen zij zich op zolder, en zo kunnen ze stiekem de dienst meemaken.
In januari 1945 krijgt de Beijumse familie Wolters-Dijkinga een wel heel nat uitzicht (Jan Dijkinga is in 1942 met erfdochter Pieterke Wolters getrouwd). Op last van de bezetters laat boezemwaterschap Hunsingo de polders tussen het Boterdiep en de Wolddijk onder water lopen. De polders Het Witte Lam en ook de Zuidwolder Westpolder aan de overkant van het Boterdiep worden onder water gezet om de geallieerde opmars te belemmeren of te vertragen.
Mitrailleursnesten
Vanuit de stad Groningen komen steeds Vaker mensen naar Noorderhoogebrug en Beijum om melk te vragen. Dat is wel riskant, want de meeste mensen hebben enkele onderduikers. Ook in de boeskoolboerderij van Willem ter Laan en Grietje Piel, Beijumerweg 25, zitten onderduikers. Bovendien is zoon Lucas bij het verzet. Eind 1944 worden Willem en twee van zijn zonen gearresteerd, maar alleen Lucas wordt vastgehouden. Hij wordt naar Duitsland gedeporteerd, waar hij sterft op 10 april 1945.
Het einde van de oorlog is in zicht. Toch proberen de Duitse troepen nog zo lang mogelijk stand te houden. Zo leggen ze in Beijum een serie van 34 mitrailleursnesten aan, kleine schuttersputten die de geallieerde opmars moeten stuiten. De geallieerden, vooral Canadezen, weten dat en ze beginnen op 15 april 1945 vanuit Oosterhoogebrug de omgeving te bombarderen.
Wat de Canadezen niet weten is dat de Duitsers allang zijn vertrokken en dat zij dus vooral op boeren en burgers schieten.
De dood van de gebroeders Dijkstra
De ravage die de beschietingen aanrichten is enorm. De bange bewoners van Beijum proberen zich te verschuilen: de familie De Vries in een graszodenbunker, de familie Dijkinga-Wolters achter strobalen, terwijl de familie Zomerman een veilig onderkomen zoekt in de kelder. Een deel van de familie Guikema is uit voorzorg gevlucht naar verwanten in Noordwolde.
Dat het niet bepaald precisiebombardementen zijn, blijkt uit het feit dat huizen in zowel Noorderhoogebrug, Zuidwolde als Beijum worden getroffen. In Beijum is dat het geval bij Beijumerweg 20, waar Jacob Jongs met zijn gezin woont. Het schuurgedeelte wordt zwaar beschadigd.
Door de artilleriebeschietingen is er ook zware glasschade bij de boerderijen van Mulder, Dijkinga en De Vries. Bij Guikema worden alle pannen van het dak geschoten.
Nog erger zijn de gevolgen voor de gebroeders Dijkstra die Beijumerweg 2/3 bewonen. Lucas en Kornelis zitten in de voorkamer naar de beschietingen te kijken als een projectiel bij hun huis inslaat.
Kornelis is op slag dood, Lucas sterft kort daarop. De broers worden begraven op het kerkhof van Zuidwolde.
Foto: Het huis van de gebroeders Dijkstra.
De tweede wereldoorlog (1940-1945) heeft ook voor Beijum de nodige gevolgen gehad.
In de eerste plaats probeerde iedereen natuurlijk zo goed mogelijk te overleven, maar er was ook verzet en er waren onderduikers. Het verzet kwam onder meer bijeen in het woonhuis van Willem ter Laan (Beijumerweg 25). Zoon Lucas zat in het verzet. In 1943 werd hij door de bezetter opgepakt en meegenomen. Lucas werd gevangen gezet in het Duitse Wilhelmshaven, kreeg daar dysenterie en stierf.
Begin februari 1944 verrichtte de SD (Sicherheitsdienst) huiszoeking bij Willem ter Laan. Tiny, die op dat moment bij oom Willem en tante Grietje werkte, kan zich alles nog goed herinneren. “Er waren wel zo’n twintig SD-ers, Duitsers én Nederlanders. Alles werd overhoop gehaald. Oom Willem had een onderduiker, Harm Plas. Die had zich in het hooi verstopt en gelukkig vonden ze hem niet.”
Willem, Grietje en hun zonen Berend en Kees werden meegenomen naar het Huis van Bewaring. Vrij snel daarop werd zoon Pieter opgepakt. Pieter ging naar het werkkamp bij Spijk. Berend en Kees werden afgevoerd naar Wilhelmshaven waar ze een stervende Lucas aantroffen.
Tiny: “Elke week brachten we oom en tante schone kleren, de gedragen kleding kregen we dan mee terug. We voelden altijd direct of de gedragen kledingstukken nog warm waren, want dan wisten we zeker dat ze nog leefden. Mijn tante zat drie weken vast, mijn oom zo’n anderhalve maand. Hij werd vrijgelaten op 23 maart, op mijn verjaardag. Pieter kwam vlak voor de bevrijding thuis. Berend en Kees keerden na de oorlog terug.”
De bevrijding
In april 1945 naderen de Canadezen Groningen. De Duitsers leggen daarom in allerijl verdedigingswerken aan: loopgraven, antitankgrachten en mitrailleursnesten.
Rondom een aantal boerderijen in Beijum worden mitrailleursnesten geïnstalleerd.
Na zware gevechten veroveren de Canadezen de stad. De omgeving van Beijum blijft vooralsnog in handen van de bezetter. De Canadezen weten van de mitrailleursnesten in Beijum. Vanuit Oosterhoogebrug gaan ze de stellingen bestoken.
Pie herinnert zich als de dag van gisteren hoe afschuwelijk de beschietingen waren.
“Nergens was je veilig, de scherven vlogen door de ramen. Overal had je inslagen, in de muren en in het plafond.
Wij zochten dekking achter stropakken in de schuur. De Vries liet in zijn tuin een bunker optrekken van dikke graszoden. Zomerman (Beijumerweg 22) hoefde niets te bouwen, want die had een grote kelder onder het woonhuis.”
Tijdens een van de beschietingen kreeg het woonhuis van Jacob Jongs (Beijumerweg 20) een voltreffer. Pie: “Gelukkig verbleef het gezin op dat moment veilig in de kelder van Zomerman. Er werden wel twaalf koeien gedood. Het huis van Jongs lag in puin, bewoning was niet meer mogelijk.
Gelukkig stond op dat moment boerderij Elba leeg. De eigenaar, Barkema van De Bovenstreek, stelde Elba direct beschikbaar. In latere jaren emigreerde het gezin Jongs naar Amerika.”
Een waar drama in Beijum was de dood van de broers Kornelis en Lucas Dijkstra, bewoners van Beijumerweg 2/3.
Tiny: “Toen er een hevige brand in de stad woedde, namen de broers achter het raam plaats om het gebeuren beter te kunnen zien. Een door de Canadezen afgevuurd projectiel ontplofte toen pal voor het huis. Kornelis was op slag dood, Lucas stierf kort daarop.
Weet je wat zo wrang is? Die beschietingen waren zinloos, want de mitrailleursnesten in Beijum zijn nooit bemand geweest. Maar goed, dat wisten de Canadezen natuurlijk niet.”
Foto: Het voorhuis van Beijumerweg 20 (1945) na de beschietingen.
Geschiedenis van de Groningse wijk Beijum
Tweede (herziene) druk, november 2014
© 2014 Uitgeverij Leander, Groningen
ISBN 978-94-91181-04-7
Pagina 80, 89, 90, 105 en 106.
Auteurs:
Lammert Doedens, Jaap Ekhart, Johan
Fehrmann, Erik Knollema, Willy Koolstra, Gert Kortekaas, Marleen van Leeuwen, Gerben de Vries, Egbert van der Werff.
Eindredactie: Jaap van Leeuwen.